Bestekseisen Groen - Snoeien

14 februari 2023
DEEL 1
ALGEMEEN
1.10CIRCULARITEIT
01ALGEMEEN
De duurzame maatregelen die moeten worden genomen om te komen tot een circulaire economie raken alle sectoren. Opdrachtgevers vervullen in deze overgang een belangrijke rol. De aanbestedende dienst wil een bijdrage leveren aan de landelijke doelstellingen wat betreft klimaat en circulariteit voor 2030 en 2050. Daarvoor zijn in dit bestek duurzame eisen opgenomen die aanvullend zijn op de Standaard RAW Bepalingen. Deze minimale eisen voor vrijkomende en aan te brengen producten en materialen zijn opgenomen in dit bestek en kunt u ook vinden op Moederbestek.nl. De aannemer dient deze eisen mee te nemen in de aanbesteding en in de uitvoering van het project.
07DUURZAAM GROEN (SNOEIEN)
Voor duurzaam groen zijn de eisen geformuleerd voor het snoeien met behoud van biodiversiteit en hoe om te gaan met vrijgekomen materialen om de circulariteit hiervan te waarborgen. Met deze eisen wordt invulling gegeven aan de landelijke en gemeentelijke doelstellingen. Na afloop van het project dient de opdrachtnemer een Projectcertificaat te overleggen aan de opdrachtgever.
DEEL 2.1
ALGEMENE GEGEVENS
04BIJLAGEN
De volgende bijlagen behoren tot het bestek:
07DUURZAAM GROEN (SNOEIEN)
- Het actuele productblad voor duurzaam snoeibestek op https://moederbestek.nl/groen/productblad/
DEEL 3
BEPALINGEN
DUURZAAM GROEN
01.17VRIJGEKOMEN MATERIALEN (SNOEIEN)
01Het betreft het vellen, rooien en snoeien van houtachtige beplanting.
02Het vrijgekomen houtachtige materiaal dient door de opdrachtnemer te worden afgevoerd tenzij vooraf is bepaald dat (en hoe) een deel in het terrein moet worden achtergelaten.
De delen van het areaal waar vrijgekomen houtachtige materiaal (deels) niet wordt afgevoerd worden voorafgaand aan de uitvoering zowel door de opdrachtgever als door de opdrachtnemer geaccordeerd en/of dienen in het beheerplan te worden opgenomen.
03DUURZAME VERWERKING

Het vrijgekomen houtachtige materiaal dient duurzaam te worden verwerkt met de volgende eisen:
- het houtachtige materiaal mag niet worden ingezet voor energieopwekking
- het houtachtige materiaal dient voor minimaal 75% te worden verwerkt tot een biobased product (bijvoorbeeld tot turf vrije compost (Keurcompost of RPH certificering), mulchlaag bij beplanting, spaanplaat, houten palen en planken etc.)
- het overige deel mag naar eigen inzicht worden verwerkt
- minimaal 50% van het totaal vrijgekomen materiaal dient binnen een straal van maximaal 50 km van de snoeilocatie te worden verwerkt
- in overleg met de opdrachtgever kan (tak)hout lokaal op stapels of rillen worden verwerkt en/of worden versnipperd en over het beplantingsvak worden verspreid. Bij het vellen van bomen kan, waar mogelijk, van een aantal bomen de stobbe hoog worden afgezaagd. Dit levert dood hout op wat voor insecten en paddenstoelen belangrijk is.
04Opdrachtnemer geeft de vrijkomende houtachtige materialen af aan een erkende inrichting.
Opdrachtnemer verstrekt aan directie een bewijs van ontvangst (weegbon) hiervan. De inrichting moet aantoonbaar het vrijgekomen materiaal kunnen verwerken tot de onder het punt Duurzame Verwerking aangeboden product(en). Hieruit moet blijken dat over de gehele contractperiode bezien, wordt voldaan aan de aangeboden verwerking (aanvulling op RAW 01.17.08 bewijs van ontvangst).
BEHEERPLAN (SNOEIEN)
01Opdrachtnemer dient een beheerplan over de contractperiode op te stellen. Hierin wordt aangegeven welk gedeelte van het areaal gefaseerd wordt onderhouden en waar en hoe (een deel van het) vrijgekomen materiaal ter plekke wordt verwerkt.
02Opdrachtnemer draagt zorg voor de monitoring van de te beschermen plant- en diersoorten en stelt een plan van aanpak op hoe hiermee wordt omgegaan (RAW 01.22).

Keuze maken:
Optie 1: Opdrachtgever levert aanwezige informatie uit eerdere monitoring. OF
Optie 2: Planten en dieren van de rode lijst worden, in aanvulling op soorten uit de wet Natuurbescherming, als te beschermen behandeld (aanvulling op RAW 01.22).
51.22EISEN EN UITVOERING (SNOEIEN)
01Het knotten van bomen wordt gefaseerd uitgevoerd. Hierbij blijft per vak van 500 meter minstens 30% van het 2-5 jarig bloeibare hout zitten zodat er voldoende bloei overblijft voor bestuivers maar ook (indien van toepassing) zaden en vruchten. Dit is uit te voeren door bijvoorbeeld 50% te snoeien en 2 jaar later de andere helft te snoeien of jaarlijks 25% te snoeien.
02Het afzetten van houtachtige beplanting wordt gefaseerd uitgevoerd. Bij het afzetten van houtachtige vegetatie in het buitengebied dient per vak van 500 meter maximaal 70% per 2 jaar te worden afgezet om voedsel en schuilplekken voor vogels en insecten te behouden. Tussen het afzetten dient minstens 2 jaar te zitten om de eerst afgezette vegetatie de kans te geven zich te herstellen.
03Bij het dunnen en snoeien van houtachtige beplanting dient rekening te worden gehouden met de aanwezige (kruidachtige) onderbegroeiing en dat de bodem niet wordt verdicht.

Bij voorkeur:
- niet werken als de voorjaarsgroeiers boven de grond zijn
- werken vanaf vaste paden.
04De insporingsdiepte van materieel bij werkzaamheden mag maximaal 3 centimeter bedragen.
05Bij het dunnen van houtachtige beplanting dient een diversiteit aan soorten te blijven bestaan.
Dus niet 1 soort volkomen verwijderen en daarmee de soortenrijkdom verminderen.